Home » Opvoedtips »
Wat niet werkt
Goede kans dat wanneer je je kind aanspreekt op dit gedrag er terechte irritatie of boosheid in je reactie doorklinkt. Misschien zeg je iets als:
Al deze uitspraken zijn erg negatief en door de verborgen boodschap niet prettig voor je kind om naar te luisteren. Je kind zal hierdoor minder gemotiveerd zijn om mee te werken aan een oplossing.
Sterker nog. Misschien dat je kind de volgende keer expres met vieze schoenen de hal binnenloopt en even extra stampt. Of je kind zegt dat iemand anders het heeft gedaan. Resultaat? Een boel gedoe, slechte sfeer en zeer waarschijnlijk geen oplossing.
Wat wel werkt
1. Wees neutraal
Benoem de situatie op een neutrale manier. En voorkom woorden waarmee je de situatie negatief inkleurt of verzwaard. Bijvoorbeeld: altijd, overal, nooit, weer, telkens, enzovoort.
Is beter dan:
Als je te boos of geïrriteerd bent om rustig te reageren geef jezelf dan even de tijd om over je irritatie en boosheid heen te (kunnen) stappen.
2. Geef een keuze
Als je je kind inspraak geeft door het aanbieden van een keuze vermindert dit de weerstand van je kind.
Bijvoorbeeld:
3. Geef informatie
Bijvoorbeeld:
Vaak weten kinderen zelf ook wel wat of niet hoort. Of welk gedrag passend is. Door de situatie op een neutrale manier te benoemen kan dit als een geheugensteuntje dienen voor je kind als deze bijvoorbeeld helemaal opgaat in spel.